Tijd, karma en reïncarnatie
Gerrit Gielen
Inleiding
De begrippen karma en reïncarnatie zoals die gewoonlijk gebruikt worden, hangen nauw samen met ons tijds- en causaliteitsbegrip. Reïncarnatie of wedergeboorte betekent dat we meerdere levens hebben. Dingen die we in onze vorige levens gedaan hebben liggen vast en bepalen het heden; dit is ons Karma.
Aan dit idee liggen twee opvattingen ten grondslag:
- Tijd bestaat uit een causale opeenvolging van gebeurtenissen; het verleden veroorzaakt de gebeurtenissen in het heden.
Deze opvatting leefde zeer sterk in de 19e-eeuwse westerse natuurkunde en wordt determinisme genoemd. Ik vermoed dat mensen zoals Blavatsky en Steiner, die in onze cultuur de reïncarnatie gedachte gepropageerd hebben, veel sterker door deze opvatting beïnvloed zijn dan ze zelf in de gaten hadden. - Het verleden staat vast en is onveranderlijk. Dit in tegenstelling tot het heden waarin men over een zekere mate van vrijheid en verantwoordelijkheid beschikt. Hoewel er over dit laatste veel discussie bestaat, vermoed ik dat de meeste mensen toch wel geneigd zijn dit te geloven.
Het is duidelijk dat het idee van vrijheid en eigen verantwoordelijkheid in het heden op gespannen voet staat met het determinisme van punt 1.
Problemen
Het tweede punt schept filosofische problemen: waarom zou een mens op het ene moment wel vrij zijn (heden) en op het andere niet (verleden)?
Wij hebben sterk de neiging om het moment dat we nu ervaren – het heden – extra waarde toe te kennen; hier is geen enkele logische reden voor. Alle momenten zijn gezien vanuit het standpunt van de eeuwigheid gelijkwaardig. We kunnen dit verduidelijken door na te denken over de manier waarop we een film bekijken.
Iemand die in een bioscoop zit bekijkt een film plaatje voor plaatje. De gebeurtenissen in de film lijken dan causaal en tijdgebonden: het plaatje dat op een bepaald moment gezien wordt is het meest belangrijke. Het is echter ook mogelijk om de film te ontrollen en al de plaatjes tegelijkertijd te zien. Dit werpt een heel ander licht op de film: alle plaatjes zijn nu gelijkwaardig.
Op deze laatste manier kunnen we ook naar onze werkelijkheid kijken. Ieder moment is dan gelijk en heeft dezelfde eigenschappen. Maar is deze manier van kijken ook juist? En, indien dit zo is, ligt dan alles, zoals het verhaal op de film, ook vast?
Laten we eens kijken wat de moderne natuurkunde hierover te vertellen heeft.
Tijd in de natuurkunde
Hoewel binnen de huidige natuurkunde diverse opvattingen over tijd bestaan, is er een duidelijke trend naar een minder lineair tijdsbegrip. Ook de 19e-eeuwse opvattingen over determinisme en causaliteit worden langzaamaan losgelaten.
Ik zal hier drie opmerkelijke dingen noemen:
– Hoe ziet de wereld eruit als ik op een lichtstraal reis?
Iedere natuurkundige weet dat dit de vraag was die de jonge Einstein zichzelf stelde en die uiteindelijk leidde tot de ontwikkeling van de relativiteitstheorie. Het theoretische antwoord op deze vraag is echter minder bekend.
Stelt u zich eens voor dat u op een nacht naar de sterren staat te kijken. De meeste sterren staan vele lichtjaren weg. Dat wil zeggen dat hun licht jaren nodig heeft gehad om uw ogen te bereiken. Op jaren uiteen liggende tijdstippen in het verleden zonden de sterren hun lichtstralen uit om zich in het heden in uw oog te verenigen – een mooie gedachte.
Maar dat is uw standpunt. Vanuit het licht bezien ziet alles er heel anders uit. Voor alles wat met de lichtsnelheid beweegt, het licht zelf dus, staat de tijd stil. Het moment waarop de lichtstraal de ster verliet en uw oog raakt is een en hetzelfde. Evenmin is er nog afstand. Het heelal verliest als het ware zijn dimensies van tijd en ruimte en schrompelt ineen tot een enkel punt waarin alles wat die ene lichtstraal ooit meemaakte en tegenkwam is samengeperst.
– De Big Bang
Verreweg de meeste sterrenkundigen nemen aan dat zo’n 10 tot 15 miljard jaar geleden een soort oerexplosie plaatsvond waaruit het heelal is ontstaan. Als gevolg hiervan dijt het heelal sindsdien uit. Dit begin stelt men zich niet voor als een reusachtige massa die op een bepaald moment explodeerde, maar als een punt van een oneindig hoge temperatuur en dichtheid dat aan het begin van de tijd met de lichtsnelheid begon uit te dijen.
De meest aanvaarde theorie is dat de tijd begon te lopen op het moment dat deze uitdijing begon, maar dat het oerpunt zelf buiten de tijd ligt. Het is dus onjuist om te zeggen dat dit punt in het verleden ligt: mens kan evengoed zeggen dat het nu is en in de toekomst zal zijn. In feite stuiten we hier op een beperking van de taal die het ons moeilijk maakt om niet-tijdgebonden fenomenen te beschrijven.
We kunnen dus op grond hiervan stellen dat het heelal in wezen uit twee gedeeltes bestaat: de aan de tijdruimte gebonden wereld die wij ervaren, en het tijdloze oerpunt waaruit de wereld die wij kennen is voortgekomen.
Zelf denk ik dat voor de mens hetzelfde geldt. Dat ieder mens, diep in zichzelf, een punt heeft wat los staat van tijd en ruimte.
– Antimaterie
In het begin van de zestiger jaren ontdekte Richard Feynman dat het tot dan toe niet goed begrepen gedrag van deeltjes die men antimaterie noemt, goed beschreven kon worden door aan te nemen dat het hier om gewone materie gaat met een negatieve tijdas: hun verleden is onze toekomst, hun toekomst ons verleden. Aanvankelijk werd dit gewoon als een soort rekentruc geïntroduceerd, doch tegenwoordig neemt men steeds meer aan dat deze tijdsomkering werkelijk is.
Het feit dat het gedrag van deze deeltjes niet voorspelbaar is, betekent voor ons dat het verleden iets is wat niet vaststaat.
Er lijkt zelfs een soort tijdsymmetrie te bestaan. Een gammafoton, dat in een soort tijdloze toestand verkeert, kan zich bijvoorbeeld spontaan splitsen in een elektron (materie) met een positieve tijdas en een positron met een negatieve (antimaterie) tijdas.
Reïncarnatie in de tijdruimte
Als de tijd niet werkelijk is, hoe kan dan een aan tijd gebonden proces zoals reïncarnatie dat wel zijn? Ik zal hierop een antwoord trachten te geven door de begrippen reïncarnatie en karma te beschrijven vanuit een minder tijdgebonden standpunt. Omdat onze hele taal doordrongen is van het tijdsbegrip zullen mijn formuleringen logisch gezien niet helemaal correct zijn. Ik hoop dat de lezer van dit stukje daar doorheen kan kijken en het idee achter mijn woorden probeert te ontdekken.
Laten we mijn tijdloze ik, dat steeds weer in de tijd incarneert, de overziel noemen. Dit is het punt in ons dat los staat van de tijdruimte. Deze overziel kunnen we ons voorstellen als een ster die naar alle kanten stralen uitzendt. Iedere straal symboliseert een incarnatie ergens in de tijdruimte; en iedere incarnatie vertegenwoordigt een bepaald facet van de overziel. Al die incarnaties tezamen vormen de weerspiegeling in de tijdruimte van die overziel.
Vanuit mijn tijdgebonden standpunt kan ik nu wel spreken over reïncarnatie en vorige levens, maar in werkelijkheid is dit niet juist. Vanuit het standpunt van de overziel vinden alle incarnaties tegelijkertijd plaats. Iedere incarnatie heeft zijn eigen vrijheid en verantwoordelijkheid.
Laat ik een voorbeeld geven om het verschil tussen beide opvattingen duidelijk te maken. Stel iemand heeft last van hoogtevrees. Hij gaat naar een regressietherapeut en ja hoor: hij blijkt in een vorig leven te pletter zijn gevallen. Deze gebeurtenis wordt een aantal malen doorleefd en de hoogtevrees blijkt verdwenen te zijn.
De traditionele opvatting is dan dat het doodvallen in een vorig leven een angst heeft doen ontstaan die op de een of andere manier niet goed verwerkt is en zich in dit leven manifesteert als hoogtevrees. Het weer bewust maken en het opnieuw doen doorleven van de oorzaak van die angst zorgt voor een oplossing.
Ik denk dat de werkelijkheid anders in elkaar zit.
Er is ergens iemand in de tijdruimte die bezig is te vallen. Hij heeft angst. Die angst is zo groot dat er een noodkreet door de tijdruimte heen gezonden wordt die wordt opgevangen door een incarnatie met een verwante psychische structuur. Een incarnatie van dezelfde overziel. Deze ervaart de noodkreet als hoogtevrees. Op het moment dat hij in regressie gaat verbindt hij zijn eigen bewustzijn met dat van de vallende persoon en verzacht zijn lot hiermee. Gedeelde smart is halve smart.
Dit verklaart ook waarom regressietherapeuten soms, tot hun eigen verbazing, ontdekten dat oorzaken van psychische problemen niet in het verleden maar in de toekomst liggen.
Een belangrijk verschil met de traditionele opvatting is dat de communicatie altijd in twee richtingen plaatsvindt: als persoon A een invloed heeft op B, heeft B ook altijd een invloed op A, ook al leven ze eeuwen van elkaar.
Dit betekent dat het verleden niet vast ligt.
Karma
Wat is nu karma?
De overziel ziet zichzelf weerspiegeld in de tijd door middel van vele incarnaties. Al die incarnaties zijn met elkaar verbonden via die overziel: het geheel is een dynamisch web. Zodra een incarnatie iets doet heeft dat gevolgen voor alle andere incarnaties, en volgt er een reactie.
Dit proces van actie en reactie is karma. Wij ondervinden gevolgen van de daden van andere incarnaties. Als er bijvoorbeeld een incarnatie besluit om als een monnik door het leven te gaan, kan een andere daarop reageren met seksuele uitspattingen.
Dit is karma. Maar we zijn hier geen slachtoffer van; we kunnen signalen teruggeven door de tijdruimte heen.
© Gerrit Gielen